13/1/2025

Kaaimantaks en dubbelbelastingverdragen: recente ontwikkelingen en aandachtspunten

De Belgische fiscus heeft op 11 december 2024 een nieuwe administratieve circulaire gepubliceerd.

Hierin wordt de dubbele belasting van de Belgische belastingplichtige "oprichter" van een "juridische constructie" geformaliseerd volgens de Kaaimantaks.

De Belgische fiscus heeft op 11 december 2024 een nieuwe administratieve circulaire gepubliceerd. Hierin wordt de dubbele belasting van de Belgische belastingplichtige "oprichter" van een "juridische constructie" geformaliseerd volgens de Kaaimantaks.

In deze circulaire machtigt de fiscus zichzelf om inkomsten die door een buitenlandse structuur worden ontvangen te belasten bij de Belgische oprichter van die structuur, zelfs wanneer het recht om deze inkomsten te belasten volgens een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting (DBV) niet aan België toebehoort.

De fiscus stelt dat dit geen probleem vormt, omdat een DBV uitsluitend bedoeld is om juridische dubbele belasting (waarbij dezelfde belastingplichtige tweemaal op hetzelfde inkomen wordt belast) te voorkomen, niet een economische dubbele belasting (waarbij hetzelfde inkomen tweemaal wordt belast bij twee verschillende belastingplichtigen).

De Kaaimantaks: een belasting op basis van transparantie

De Kaaimantaks is een belasting die eigenlijk geen belasting is. Wat men de "Kaaimantaks" noemt, verwijzend naar bedrijven gevestigd op de Kaaimaneilanden (een bolwerk van belastingparadijzen), is geen belasting op zichzelf, maar een op transparantie gebaseerd belastingregime.

Aanvankelijk voorzag de wet van 30 juli 2013 de Kaaimantaks slechts als een eenvoudige aangifteplicht voor trusts, stichtingen en andere entiteiten of structuren die in het buitenland zijn gevestigd en laag belast worden. Pas in 2015 werd deze verplichting omgezet in een belastingregime, dat in 2018 en opnieuw in 2024 werd uitgebreid.

De Kaaimantaks belast op transparante wijze de inkomsten die worden ontvangen door een buitenlandse laag belaste structuur, aangeduid als "juridische constructie", bij de "oprichter" ervan, die meestal de Belgische inwoner is die de constructie heeft opgericht, alsof hij de inkomsten rechtstreeks heeft ontvangen.

Met dit mechanisme beoogt de wetgever de "zwevende" vermogens die zich in het buitenland bevinden, te belasten voordat ze worden uitgekeerd, om Belgische inwoners aan te moedigen deze vermogens terug te halen.

Dit op transparantie gebaseerd belastingregime houdt in dat dividenden en interesten die door deze buitenlandse structuren worden ontvangen, worden belast tegen een tarief van 30% in de Belgische personenbelasting. Meerwaarden op aandelen zijn belastbaar tegen een tarief van 33% als ze voortkomen uit transacties die afwijken van normaal beheer van privévermogen, zoals gedefinieerd in het Wetboek van Inkomstenbelastingen.

Het is belangrijk te begrijpen dat deze transparante belasting niet voorkomt dat de inkomsten uit de juridische constructie opnieuw zouden worden belast bij uitkering. Het is echter mogelijk om bepaalde (reeds onderworpen) inkomsten vrij te stellen, maar dat vergt verdere studie en oefening naargelang het geval.

Het doel van een DBV is dubbele belasting vermijden

De Belgische wetgeving bepaalt dat een Belgische fiscale inwoner belastbaar is op zijn "wereldwijd" inkomen. Dit betekent dat hij niet alleen wordt belast op inkomsten van Belgische oorsprong, maar ook op inkomsten van buitenlandse oorsprong. Dit kan vanzelfsprekend leiden tot dubbele belasting. Er bestaan daarom uitzonderingen op dit principe, meestal dankzij verdragen ter voorkoming van dubbele belasting (DBV) die bedoeld zijn om dubbele belasting te voorkomen.

Deze verdragen bepalen welk land het recht heeft om een specifiek inkomen te belasten, zodat dubbele belasting wordt vermeden voor inwoners van één van de landen die partij zijn bij het verdrag.

In de meeste bilaterale verdragen die België heeft ondertekend, wordt het recht om de winsten van een vennootschap te belasten toegewezen aan het land waar die vennootschap is gevestigd, tenzij de activiteiten worden uitgeoefend via een vaste inrichting. Daardoor heeft de Belgische fiscus meestal geen bevoegdheid om de winsten van een buitenlandse vennootschap te belasten. De fiscus moet in dat geval wachten tot deze inkomsten worden uitgekeerd aan de Belgische belastingplichtige (bijvoorbeeld in de vorm van dividenden of rente) om ze te belasten in de personenbelasting.

Complexe interactie tussen de Kaaimantaks en dubbelbelastingverdragen

De minister van Financiën is zich ervan bewust dat hij de door België ondertekende verdragen ter voorkoming van dubbele belasting (DBV’s) moet respecteren. Al in 2015 bevestigde de minister in parlementaire documenten dat "de transparante belasting (...) uiteraard wordt toegepast met inachtneming van de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting die België heeft gesloten met de landen van herkomst van de inkomsten."

Het staat dus buiten kijf dat bepalingen van het Belgische interne recht, zoals de Kaaimantaks, in overeenstemming moeten zijn met de dubbelbelastingverdragen. 

Echter, bij toepassing van de Kaaimantaks worden, zodra een buitenlandse vennootschap wordt geclassificeerd als een "juridische constructie," de winsten van deze vennootschap kunstmatig toegerekend aan de Belgische belastingplichtige. Deze winsten worden vervolgens belast in de personenbelasting zonder rekening te houden met de wijze waarop het recht om te belasten is geregeld in het DBV.

Daardoor veroorzaakt de fiscus dubbele belasting: de inkomsten van een dergelijke buitenlandse structuur worden een eerste keer belast in het land van vestiging en een tweede keer in België bij de oprichter van de vennootschap.

Zoals eerder benadrukt, wijzen de meeste door België ondertekende verdragen het recht om de winsten van een vennootschap te belasten toe aan het land van vestiging van die vennootschap.

De fiscus eigent zich dus een recht toe dat hij anders niet zou hebben, door de blinde toepassing van een transparantiebelasting, voortvloeiend uit een interne rechtsnorm, boven het respecteren van internationale verdragen te stellen.

Dit leidt ertoe dat de verdragen die door België zijn ondertekend terzijde worden geschoven, wat een flagrante schending van het internationaal recht vormt, door het Hof van Cassatie al sinds zijn bekende arrest "Le Ski" uit 1971, aangemerkt als primair op het nationale recht.

De fiscus rechtvaardigt dit gedrag met de stelling dat verdragen enkel bedoeld zijn om juridische dubbele belasting te voorkomen, geen economische. Deze redenering is echter onjuist. Ten eerste is het argument niet relevant in afwezigheid van het recht om deze inkomsten te belasten. Ten tweede is het misleidend: als de dubbele belasting economisch en niet juridisch is, komt dit enkel door de fictieve toewijzing van de inkomsten van de buitenlandse vennootschap aan de Belgische belastingplichtige op basis van een interne rechtsregel, en niet als gevolg van de feitelijke situatie.

Bovendien voorzien de verdragen al evenmin in de mogelijkheid om de inkomsten van een "juridische constructie" transparant toe te rekenen aan de "oprichter" ervan.

Moet eraan worden herinnerd dat het niet aan de administratie is om de rol van wetgever op zich te nemen?

Dit geldt des te meer in het belastingrecht, met inachtneming van het rechtszekerheidsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 1 van het Eerste Aanvullende Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat directe werking heeft in het interne recht. Op Europees niveau wordt belastingheffing beschouwd als een inmenging in het recht op eigendom. Om te voldoen aan het rechtszekerheidsbeginsel, moet de intentie van de wetgever op een duidelijke en nauwkeurige wijze worden uitgedrukt, zodat deze voorspelbaar is voor de betrokkenen.

Fiscale wetgeving mag daarom niet worden geïnterpreteerd zodat ze haar betekenis verliest. De rechtvaardiging van een transparantiebelasting door een dergelijke interpretatie van de dubbelbelastingverdragen, in de geest van de strijd tegen belastingontduiking, houdt geen stand.

Aangezien België over het algemeen alleen vrijstelling van inkomsten verleent indien deze worden belast in het bronland, en omdat de regels inzake gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (CFC’s) al gericht zijn op het voorkomen van belastingontwijking, ontbreekt de rechtvaardiging voor de toepassing van de Kaaimantaks in aanwezigheid van een DBV. In geen geval kan het doel van de strijd tegen belastingontduiking een onevenredige inbreuk op fundamentele rechten rechtvaardigen, zoals het vrije verkeer van ondernemingen en kapitalen, en het recht op eigendom.

Conclusie en actiepunten

Het is echter essentieel te benadrukken dat een administratieve circulaire op grond van het grondwettelijke legaliteitsbeginsel niet bindend is voor de belastingplichtige of de rechtbanken, maar enkel voor de leden van de fiscale administratie. De fiscus zal de circulaire dus volgen tijdens een controle of een discussie met de belastingplichtige. Laatstgenoemde kan echter opmerkingen maken en zich ertegen verzetten.

De enige aanvaardbare conclusie is dat de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting de toepassing van de Kaaimantaks in de weg kunnen staan.

Uiteindelijk heeft dit belastingregime, zoals toegepast op vennootschappen die onder de internationale dubbelbelastingverdragen ressorteren, weinig rechtvaardiging. Het ontmoedigt voornamelijk investeringen in buitenlandse vennootschappen en legt een onnodig zware aangifteplichten op aan Belgische belastingplichtigen.

Het is belangrijk om uw internationale structuren te analyseren in het licht van deze nieuwe benadering en om, waar nodig, wijzigingen of verduidelijkingen aan te brengen om toekomstige discussies met de fiscale administratie te voorkomen.

Aarzel niet om Vanbelle Law Boutique daartoe te contacteren.

 Walid Jaafari

Junior associate 

Contacteer ons

Omdat u uniek bent, verdient u maatwerk en een persoonlijke aanpak

Laten we samenwerken
Contact