De meeste intellectuele beroepen (inclusief advocaten) produceren bijna dagelijks teksten die hun kennis, expertise en professionele originaliteit weerspiegelen.
Denk bijvoorbeeld aan adviezen, structureringen, optimalisaties of juridische redeneringen en middelen.
Kan een dergelijke intellectuele prestatie ook leiden tot een vergoeding in het kader van een overdracht van auteursrechten, en zo ja, hoe? In deze blog bekijken we deze vraag van naderbij.
Fiscale behandeling van inkomsten uit de overdracht van auteursrechten
De inkomsten verkregen uit de overdracht van auteursrechten met betrekking tot een literair of artistiek werk dat bestemd is voor reproductie of communicatie aan het publiek, worden beschouwd als roerende inkomsten in de zin van het Wetboek van Inkomstenbelastingen van 1992 (WIB). Ze genieten hierdoor van een gunstig belastingtarief van 15%.
Deze roerende inkomsten kunnen enkel worden geherkwalificeerd als beroepsinkomsten en dus worden belast volgens progressieve belastingtarieven, indien de productieve activa hiervan worden aangewend in het kader van de beroepsactiviteit van de belastingplichtige.
Volgens de administratieve commentaar is een actief verbonden aan de beroepsactiviteit van de belastingplichtige een actief dat gebruikt wordt in de uitoefening van deze activiteit. Voor immateriële roerende activa bestaat deze toewijzing zodra er een verband is tussen de titel die aan de basis ligt van de intellectuele rechten en de beroepsactiviteit. Dit is het geval wanneer het werk wordt gecreëerd in het kader van of in het verlengde van de beroepsactiviteit van de belastingplichtige.
Wanneer deze vermogensbestanddelen worden aangewend in de uitoefening van de activiteit van de belastingplichtige, zal de herkwalificatie van roerende inkomsten naar beroepsinkomsten enkel plaatsvinden indien en in de mate dat:
- de vergoeding voor de overdracht van auteursrechten meer dan 30% van de totale inkomsten bedraagt.
- de inkomsten uit auteursrechten hoger zijn dan € 73.070 (geïndexeerd bedrag voor aanslagjaar 2025).
Een voorbeeld: een advocaat die naast zijn activiteiten als pleiter en adviseur een juridisch werk schrijft. Dit werk is verbonden aan zijn beroepsactiviteit, omdat het rechtstreeks voortvloeit uit zijn expertise als advocaat.
Stel dat zijn advocatenpraktijk in 2024 een jaarlijkse winst genereert van € 60.000 en hij € 30.000 ontvangt als auteur. In dit geval overschrijden de inkomsten uit auteursrechten de grens van 30% van het totale inkomen (€ 27.000). Daarom zullen € 3.000 van deze inkomsten uit auteursrechten worden geherkwalificeerd als beroepsinkomsten, terwijl de resterende € 27.000 zullen worden behandeld als roerende inkomsten.
Belastbare basis
Alleen het "netto"-inkomen is belastbaar. Het netto roerend inkomen uit de overdracht van auteursrechten wordt gedefinieerd als het "bruto bedrag verminderd met de kosten die zijn gemaakt om deze inkomsten te verwerven of te behouden".
De wet staat toe om de kosten die verband houden met de overdracht van auteursrechten af te trekken. Bij gebrek aan bewijsstukken kan de belastingplichtige een forfaitaire kostenaftrek toepassen. Dit forfait wordt als volgt bepaald:
- 50% op de eerste schijf van inkomsten tot € 19.480 (geïndexeerd bedrag voor aanslagjaar 2025).
- 25% op de inkomsten tussen € 19.480 en € 38.970 (geïndexeerd bedrag voor aanslagjaar 2025).
Aftrekbare kosten voor roerende inkomsten in de zin van de wet zijn de kosten die de auteur heeft gemaakt om deze inkomsten te verkrijgen. Dit omvat bijvoorbeeld advieskosten en commissies aan beheersvennootschappen. Kosten gemaakt voor het creëren van het werk zelf vallen hier echter niet onder.
Het toepassen van het forfait sluit niet uit dat werkelijke professionele kosten worden afgetrokken wanneer het werk is gecreëerd in het kader van de beroepsactiviteit van de belastingplichtige.
Probleem van de aftrek van kosten
De belastingadministratie stelt, met haar gebruikelijke strengheid, dat de belastingplichtige niet zowel werkelijke beroepskosten mag aftrekken als een forfaitaire kostenaftrek mag toepassen voor auteursrechten, omdat dit zou leiden tot een dubbele aftrek die in strijd is met artikel 23 WIB.
Het komt dan ook voor dat de fiscus beroepskosten verwerpt ter hoogte van de forfaitaire kosten, met als argument dat deze aftrekken volgens hen leiden tot een onaanvaardbare cumulatie.
Wettelijkheid van de belasting en rechtspraak
Deze interpretatie van de belastingadministratie is in strijd met het legaliteitsbeginsel van belastingen en de brontheorie van het Hof van Cassatie. Volgens het Hof is :
"Een inkomen slechts belastbaar wanneer en voor zover het wordt verkregen uit een in de wet vastgelegde bron, namelijk onroerende goederen, roerende goederen, een kapitaal of een beroepsactiviteit".
Elke inkomstenbron moet volgens haar eigen regels worden behandeld.
De Rechtbank van Eerste Aanleg van Waals-Brabant heeft zich uitgesproken over de mogelijkheid om deze aftrekken te combineren. Ze oordeelde dat het forfait voor auteursrechten zonder tegenstrijdigheid kan samengaan met de aftrek van werkelijke beroepskosten wanneer de belastingplichtige ook een beroepsactiviteit uitoefent (REA Waals-Brabant, 17 januari 2022, beschikbaar op www.monkey.be).
In dezelfde lijn verwierp, op 13 juni 2024, de Franstalige Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel de door de fiscus verdedigde stelling. De rechtbank benadrukte het belang van het onderscheid tussen de beroepsactiviteit en de overdracht van auteursrechten. Ze stelde:
"Anders redeneren zou betekenen dat het forfaitaire regime voor kosten met betrekking tot auteursrechten elke nuttige werking zou worden ontnomen." (REA Brussel, 13 juni 2024, A.R. nr. 19/5624/A).
Conclusie
Elke inkomstenbron valt onder haar eigen regels. Het is belangrijk om de forfaitaire kosten voor auteursrechten te onderscheiden van de werkelijke beroepskosten die verband houden met beroepsinkomsten. Deze kosten kunnen onafhankelijk van elkaar worden afgetrokken volgens de inkomstenbron waartoe ze behoren.
Ze kunnen niet gedeeltelijk worden afgewezen omdat ze zouden leiden tot een dubbele aftrek. Dit zou in strijd zijn met het grondwettelijke legaliteitsbeginsel inzake belastingen.
De belastingplichtige mag zowel het forfait toepassen op zijn roerende inkomsten als werkelijke beroepskosten aftrekken die verband houden met de creatie van zijn werk.
Aarzel niet om contact op te nemen met Vanbelle Law Boutique als u uw eigen situatie wilt evalueren in het licht van de kwalificatie van bepaalde prestaties onder het auteursrecht en de gevolgen hiervan voor uw terugkerende fiscale situatie.
Walid Jaafari
junior associate